odd fellows history
De Odd Fellows broederschap kent een rijke history. In dit artikel worden de belangrijkste momenten uit de geschiedenis genoemd.

587 Voor Christus

De vroegste legende van een Oddfellows-broederschap is verbonden met de ballingschap van de Israëlieten in Babylon, toen velen zich samenvoegden tot een broederschap voor wederzijdse steun. Na de val van Jeruzalem (AD70) zou de broederschap onder Joodse gevangenen zijn voortgezet en naar Rome zijn overgebracht. Het werd erkend door keizer Titus Caesar en van daaruit verspreidde het zich over het rijk.

 

Begin 18e Eeuw

Old English Trade Guilds waren in verval. Veel broederschappen kwamen in de plaats en werden stevig gevestigd om werknemers met welwillendheid te ondersteunen als ze in moeilijke tijden terecht zouden komen. Dit omvatte de Odd Fellows - een samenleving die collega-ambachtslieden uit een assortiment van beroepen vertegenwoordigt.

Het was gebruikelijk om een ​​Branch (Lodge) -chirurg te hebben die medische zorg verleende aan leden en hun families vanaf de vroegste dagen tot aan de oprichting van de NHS in 1948.

Laat 18e Eeuw

Regeringsverdenkingen van samenlevingen die 'eedaflegging en correspondentie met tekens en wachtwoorden' bereikten koortshoogte, veroorzaakt door de Franse Revolutie. Zoveel zelfs, organisaties zoals de onze werden als illegaal beschouwd en onder de grond gedreven - verergerende connotaties van 'geheime genootschappen'.

Wanneer samenlevingen zoals de onze als illegaal werden beschouwd, werden overheidsinformanten betaald om te infiltreren in filialen (lodges). Tekens en wachtwoorden waren essentieel om de veiligheid en beveiliging van leden te waarborgen. Velen worden nog steeds gebruikt als onderdeel van het bedrijf van onze orde, om ons erfgoed te eren.

Koning William IV 1783

Zijne Majesteit, in zijn vroege jaren twintig, kwam een ​​Oddfellows-vergadering tegen in de Feathers Pub, Pimlico. Hij stond er niet alleen op onmiddellijk lid te worden, maar ook de Voorzittend Meester van de loge. Wie zou nee kunnen zeggen tegen de koninklijke familie? Hij werd een lid van het leven.

1796

Na vervolging in de Britse hoofdstad, verhuisde The Grand United Order of Odd Fellows zijn Grand Lodge (HQ) van zijn Old Wych St (Aldwych) locatie naar Sheffield. De machtsverschuiving naar leden van het onzekere deel van Yorkshire in andere noordelijke regio's, waaronder Manchester.

1810

Een groep ontevreden leden uit het Manchester District van The Grand United Order ontmoette elkaar in de Ropemakers Pub, Chapel Street, Salford. Ze richtten de onafhankelijke vereniging The Independent Order of Oddfellows Manchester Unity op, die wij zijn - de Oddfellows. Hoera!

Oddfellows pubs

Pubs werden vaak gebruikt als basis voor de zittingen van de loges. Wanneer leden elkaar ontmoetten, namen ze vaak 'iets ten goede van het huis'. Om zo'n lucratieve handel veilig te stellen, waren de eigenaren best bereid hun pubs naar ons op te noemen. Oddfellows Arms blijft tot op de dag van vandaag een populaire kroegnaam.

1819

De eerste Amerikaanse Oddfellows Branch (Lodge) werd opgericht in Baltimore, Maryland door Thomas Wildey. Een charter (Dispensation) werd door ons in 1826 verleend. In 1843 verklaarden de Stateside-leden zich onafhankelijk van ons. Tegenwoordig zijn er nu veel Oddfellows-organisaties over de hele wereld.

1822

Onze eerste jaarlijkse conferentie werd gehouden in Manchester (30 mei-1 juni), onder voorzitterschap van de voorzitter (grootmeester) William Armitt. Hij presideerde nog eens twee conferenties in 1823 en 1826.

1834

Een herinnering aan onze 'illegale' status werd geserveerd, ondanks de welvarende groei. Zes mannen, de 'Tolpuddle Martyrs', uit een andere maatschappij werden vervolgd en naar een Australische strafkolonie gestuurd. Nieuws bereikte afgevaardigden op onze jaarlijkse Hull-conferentie, wat resulteerde in vele haast naar huis om 'verraderlijke' documenten te verbranden. Veranderingen in rituele praktijken en het verwijderen van eden volgden.

1851

Onze 'illegale' status werd vernietigd, omdat branchegebonden samenlevingen legaal werden verklaard. Tegen die tijd waren we de grootste en rijkste bevriende samenleving ter wereld geworden, onder impuls van de industriële revolutie. Door lid te worden van een bevriende samenleving, kunnen werknemers zichzelf en hun gezinnen beschermen tegen ziekte, letsel of de dood.

Ondersteuning RNLI

De eerste van vier door de Society gedoneerde reddingsboten van de RNLI, 'Manchester Unity', werd in 1868 in Cleethorpes, Lincs, gelanceerd. Onze tweede in 1961, 'The Manchester Unity of Oddfellows', gevestigd in Sheringham Station, Norfolk, redde 134 levens op zee tot haar pensionering in 1990. Het is nu permanent te zien in The Sheringham Museum.

1893

Een knipoog naar de Women's Suffrage-beweging in het Verenigd Koninkrijk. Vrouwelijke vestigingen (loges) werden geïntroduceerd in de Society, met een gelijkwaardige status als mannen die in 1898 werden toegekend.

1978

Onze eerste vrouwelijke voorzitter (grootmeester) Dorothy M Merrell werd ingehuldigd tijdens onze jaarlijkse conferentie in Margate. Eerder in 1964 ontving ze de Society's Meritorious Jewel - de hoogste prijs die de Society een lid kan schenken, behalve dan dat ze grootmeester zijn.

Ik zal trachten u een beeld te schetsen van de stichter van de Rebekkahtak en de plaats van de vrouw binnen de Orde.

Vooraf wil ik even uw geheugen opfrissen. Kunt u de opdracht die Thomas Wildey, de stichter van de IOOF, ons allen mee heeft gegeven voor de geest halen? Na enig nadenken vast wel:

Die opdracht luidde:

  • de zieken bezoeken
  • de bedroefden troosten
  • de doden begraven
  • de wezen opvoeden

In deze opdracht van Thomas Wildey lag al besloten dat de vrouw tot de Orde zou moeten kunnen toetreden. Immers, wie was er zeker in die tijd, toen het rollenpatroon nog een duidelijk onderscheid maakte tussen mannen en vrouwen, in staat deze opdrachten het beste uit te voeren?

Inderdaad: De vrouw. Het is aan broeder Schuyler Colfax, de voorvechter van de emancipatie en latere Vice-president van de Verenigde Staten, te danken dat in september 1851 de Rebekkah-tak gesticht is. Het duurde echter nog tot 1894 dat vrouwen ook daadwerkelijk lid konden worden van de Orde. Tot op de dag van vandaag is er een lange en moeizame weg afgelegd waarin de vrouw haar eigen plaats binnen de Orde heeft bevochten en gevonden.

Op 23 maart 1823 werd Schuyler Colfax in New York geboren. Na de lagere school werkte hij onder andere als klerk bij zijn stiefvader. Toen zijn stiefvader zich in 1839 terugtrok uit zijn actieve loopbaan ging Schuyler Colfax rechten studeren. Een studie die hij overigens niet afmaakte. Gestaag klom Schuyler Colfax daarna op de maatschappelijke ladder en via verschillende politieke functies werd hij in 1863 gekozen tot voorzitter van het Huis van Afgevaardigden.

In 1868 werd hij door de Republikeinse Conventie kandidaat gesteld voor het Vice-presidentschap van de USA, naast generaal Grant die president werd. Nadat hij in 1871 bedankte voor de functie van Staatssecretaris onder president Grant bracht hij de rest van zijn leven door in South Bend, in Indiana met het houden van lezingen. Verschillende toespraken van hem zijn bewaard gebleven in de verzameling van ’s werelds beste redevoeringen. Schuyler Colfax is tweemaal getrouwd geweest en overleed in 1885 aan de gevolgen van een hartaanval.

Broeder Colfax recipieerde op 18 februari 1846 in de South Bend Lodge no 29 en al snel werd hij lid van het kampement. Drie jaar later, in 1849, werd hij lid van de Groot Loge van de staat Indiana. In 1850, toen hij hoofd was van de Commissie voor de Wetgeving, was hij in de gelegenheid om datgene te doen waar hij zich met hart en ziel voor inzette nl het invoeren van de Rebekkahgraad. Het is dan ook terecht dat Schuyler Colfax gezien moet worden als de vader van de Rebekkahgraad.

De Orde en de vrouw.

In de periode van de stichting van Washington Loge in 1825 was de IOOF een Orde van mannen en voor mannen. Wie in die dagen ook maar de gedachte mocht hebben gehad dat vrouwen en ook negers lid zouden kunnen worden van de Orde, die werd eenvoudig weg voor gek versleten en uitgebannen. Toch was de vrouw in die tijd wel degelijk bij het Logewerk betrokken. Voor 1830 was het dan ook eerder regel dan gewoonte dat man en vrouw eensgezind optraden als het ging om het bezoeken van de zieken en het opvoeden van de wezen.

Na 1835 groeide de Orde dermate explosief dat het voor de mannen alleen onmogelijk was de opdracht van Thomas Wildey naar behoren uit te voeren. In die dagen wordt voor het eerst melding gemaakt van de ‘Daughters of Rebekka’. De naam is, zoals we allen weten, ontleend aan Rebekkah de dochter van Bethuël, die de haar onbekende Eliëzer en zijn kamelen ongevraagd van water voorzag en huisvesting regelde. Naar alle waarschijnlijkheid zijn het in het begin Quaker families geweest die zich bezig hielden met de verzorging van zieken. Deze vrouwen en dochters van Odd Fellows deden, zodra zij vernamen dat iemand ziek was en hulp nodig had, ongevraagd hun werk. Ook buiten de eigen gemeenschap, in minder veilige buurten en zelfs in andere steden deden deze pioniersters hun werk. Binnen de Orde bleef dit niet onopgemerkt en van hoog tot laag had men grote waardering voor deze ‘Dochters van Rebekka’. De strijd tussen het conservatisme binnen de Orde en de emancipatie van de vrouw waar het gaat om eigen rechten en gelijkwaardig zijn aan de man, was een feit. Kort na de onafhankelijkheidsverklaring van de Groot Loge van de USA, in de tweede helft van 1842, worden de eerste voorstellen gedaan om vrouwen op de een of andere manier bij het ordewerk te betrekken. Veel succes boekte men nog niet, want pas na veel discussie werd alleen maar bereikt dat er een reiskaart voor vrouwen en dochters van OF-leden kwam, die wonende in een andere stad op vertoon van deze kaart, bij andere OF-leden onderdak konden vinden.

Intussen hadden de grootbestuurders een ruimere kijk gekregen op wat er door de ‘dochters van Rebekka’ gedaan werd en benoemden zij een commissie om het vrouwenvraagstuk onder ogen te zien. Voorzitter werd, u raad het al: Schuyler Colfax. Hij begreep heel goed dat hij niet met ver strekkende voorbeelden moest komen en beperkte zich tot het voorstel om een nieuwe graad in de Orde te scheppen. Deze graad zou aan alle leden van de O.F.loges gegeven worden en vrouwen en dochters van broederen zouden worden toegelaten. Het voorstel werd in 1846 verworpen en pas in september 1851 zag Schuyler Colfax zijn inspanningen beloond met de stichting van de Rebekkah-tak. Alle broederen kregen toen naast hun eigen graad de Rebekkah graad. Als huldeblijk aan de pioniersters, de dochters van Rebekkah, krijgt de graad in 1852 de naam ‘Rebekkahgraad’ en treedt ook het eerste rituaal en het eerste reglement in werking. De voornaamste bepaling in dit reglement was wel, dat de loges, een keer per maand in de Rebekkahgraad moesten vergaderen en dat vrouwen en dochters die in aanmerking kwamen in de graad zouden worden ingewijd. In deze bijeenkomsten zou hoofdzakelijk gesproken worden over de zorg voor zieken en wezen, hetgeen aangaf dat het in wezen nog steeds een vergadering van de mannen was. Het duurde dan ook niet lang dat de vrouwen in clubverband zelf vergaderingen gingen beleggen. En dat in deze samenkomsten meer gesproken werd over ziekenzorg en de zorg voor wezen dan tijdens de tempelzittingen, moge duidelijk zijn.

Dat de vrouw een blijvende plaats binnen de Orde verworven had, blijkt wel uit het feit dat de Soevereine Groot Loge in 1868 besloot de Rebekkahgraad los te koppelen van O.F.loges en tot de stichting van afzonderlijke Rebekkahloges over te gaan. Er was echter één beperking die nog een aantal jaren geduurd heeft nl dat het bestuur nog steeds bestond uit broederen en alleen vrouwen en dochters lid mochten worden. In 1871 wordt er door de Rebekkah’s een grote overwinning geboekt. De Soevereine Groot Loge kent hen in dat jaar het recht toe zelf uit te maken wie zij in hun midden wensen toe te laten. De woorden van de toenmalige Groot Sire tijdens een Groot Logevergadering logen er niet om. Ik citeer: “……..de Rebakka-graad wordt blijkbaar in deze vergadering niet aangezien voor een deel van het Odd Fellowwerk, maar de tijd is gekomen, broederen, dat deze graad haar plaats moet innemen bij de andere graden der Orde, al mogen vele broeders er dan met misprijzen op neer zien.” Einde citaat.

Hieruit blijkt eens te meer hoe zwaar de emancipatie van de vrouw binnen de Orde bevochten moest worden.

De oorzaak dat de vrouw achtergesteld was bij de man ligt voornamelijk in de oerbelevenis van de psychologische en fysiologische scheiding van beide geslachten. De man had een religieuze angst voor de vrouw als draagster van bovennatuurlijke krachten in verband met haar vruchtbaarheid en voortplanting. Ook de sociale gebondenheid die de vrouw hierdoor verworven had, speelde in dit opzicht mee. In de 19e eeuw werd de vrouw door de toenemende industrialisatie veel meer dan vroeger in het maatschappelijke proces geplaatst waardoor de emancipatie van de vrouw definitief op gang kwam. Een van de grote voorvechtsters voor de vrouwenemancipatie in Nederland was Wilhelmina Drucker. Zij leefde van 1847-1925. Ook Aletta Jacobs, was geen onbekende op dit gebied. Zij zorgde ervoor dat in 1871 de universiteiten voor vrouwen opengesteld werden. Vrouwen werden buiten het gezinsleven om steeds actiever en wat nog veel belangrijker was; ze werden steeds mondiger.

Keren we terug naar de vrouw en haar plaats binnen de Orde.

Na vele jaren van strijd en kleine stapjes vooruit valt in 1922 het grote besluit dat de ‘Association of Rebekka Assemblies’ rechtstreeks gaat vallen onder de Soevereine Grootloge. De vrouwelijke tak van de Orde is een aparte tak geworden, zij het dat de Soevereine Grootloge nog altijd alleen ‘het recht en de macht heeft het geschreven en ongeschreven werk en de arbeid in de Rebekkahloges te regelen’. Met andere woorden: het zijn en blijven de broederen die uitmaken wat er in een Rebekkahloge gebeurd. De Rebekkahloges zijn, zeker in die tijd gedwongen ook mannen als Rebekkah in hun loge op te nemen. Bij de oprichting van de Rebekkahloges in Europa heeft de Soevereine Grootloge de concessie gedaan dat men een grote mate van vrijheid zou hebben ten opzichte van de Amerikaanse loges. Zo is het tot op de dag van vandaag nog steeds zo dat de Amerikaanse Rebekkah’s één Rebekkah-graad kennen, terwijl wij, hier in Europa, vier graden hebben.

In Nederland wordt de eerste Rebekkahloge in 1920 te Amsterdam gesticht. En uiteraard, zijn ook nu de broeder-Rebekkah’s nauw betrokken bij de stichting van de vrouwenloges. Naarmate er, na een gedwongen stop tijdens de Tweede Wereldoorlog, meer Rebekkahloges in ons land bijkomen, wordt ook het gevoel van betrokkenheid groter. De Rebekkah’s willen een eigen plaats binnen de Orde; naast de broederen. Na vele jaren van onderhandelen en vaak moeizaam overleg over de Ordewetgeving wordt er in 2002 in de Nederlands/Belgische jurisdictie historie geschreven. De Grootloge van de broederen en de Rebekkahraad gaan vanaf dat moment samen verder. De nieuwe Grootloge bestaat uit de Zusterraad en de Broederraad met elk een eigen bestuur.

Tot slot.

Is er in al die jaren sinds Schuyler Colfax in 1851 zijn inspanningen voor de Rebekkah-tak beloond zag wel zoveel veranderd? Ja, als het gaat om de ontwikkelingen binnen de Orde, de plaats van de vrouw in de maatschappij en de gelijkschakeling van vrouwen en mannen in het algemeen. Als het echter gaat om de opdracht van Thomas Wildey dan kunnen we vaststellen dat die nog steeds actueel is. Al heeft de maatschappelijke armoede van toen een heel ander gezicht gekregen. Onze wereld houdt niet meer bij de voordeur of het naburige dorp op. Door de automatisering en de wereldwijde informatie die we via televisie en internet ontvangen is de wereld steeds groter geworden. Daardoor leven we sneller en helaas ook steeds meer langs elkaar heen. Individualisme, het op jezelf gericht zijn, viert vandaag de dag helaas hoogtij. Dat was indertijd, toen Schuyler Colfax zich inzette voor de stichting van de Rebekkah-tak beslist niet wat hij voor ogen had, bij het kiezen van de naam Rebekkah. Het dienstbaar zijn voor de ander zonder aanziens des persoons was belangrijk. En laten we eerlijk zijn; soms schiet dat er tegenwoordig wel eens bij in.

Opkomst van de Orde in Amerika

De eerste loge op het Amerikaanse continent was de Shakespeare Loge, nummer 1, in New York op 26 december 1806. De vijf Odd Fellows die deze lodge oprichten waren lid geweest van de Loyal Independent Order uit het zuiden van Londen.

De oprichters waren drie botenbouwers, een komiek en een zanger, een groep die terecht de naam 'Odd Fellows' droeg. De loge was door hen zelf opgericht, wat in die tijd gebruikelijk was. Hun eerste kandidaat was een gepensioneerde acteur die de waard was van de herberg waar ze elkaar ontmoetten. In de verslagen staat dat de vergaderingen van de loge gepaard gingen met veel vrolijkheid en dat de waren van de herberg rijkelijk werden genuttigd. Daarnaast werkten ze hard aan de ontwikkeling van hun loge, zo zelfs dat drie jaar later er al 6 loges waren in New York met veel leden.

De komst van Thomas Wildey

Thomas Wildey werd geboren in Londen op 15 januari 1782 en werd op vijfjarige leeftijd wees. Toen hij 14 was, ging Wildey bij een oom wonen. Na 9 jaar scholing, werd hij een leerling van een maker van rijtuigveren. Hij werd ingewijd in de Odd Fellows in 1804 bij het bereiken van de leeftijd van 21 jaar. Hij onderscheidde zich door zijn ijver en integriteit en doorliep snel de logegraden.

In 1817 emigreerde hij naar Baltimore in Amerika. Het leven was daar niet alles. De Britten waren niet echt welkom na de Engelse oorlog van 1812. En Baltimore leed onder een gele koorts epidemie en er was een grote werkeloosheid. Wildey probeerde al heel snel andere Engelse Odd Fellows in Baltimore op te zoeken. Hij zette tweemaal een advertentie in de krant voordat hij vijf broederen gevonden had die als ‘quorum’ nodig waren om een loge op te richten.

Op 26 april 1819 werd in de Seven Stars Taveerne de Washington Lodge No. 1 opgericht. In de notulen staat dat dit volgens "oud gebruik" gebeurde. De ceremonie bestond eenvoudig uit het uitspreken de gelofte de regels te volgen van de Manchester Unity door Wildey zelf en zijn metgezellen in aanwezigheid van elkaar. Van de vier medebroederen is de naam John Welch de bekendste, de broederloge in Sappemeer is naar hem genoemd.

Korte tijd later werd nog een tweede loge in Baltimore gevormd, maar deze twee loges en die in New York waren lange tijd niet op de hoogte van elkaars bestaan.

Washington Lodge, nr. 1, van Baltimore, werd op 26 april 1819 georganiseerd onder leiding van Thomas Wildey, nu erkend als de stichter van American Odd Fellowship.

- en de Odd Fellow beloofde om "Educate the Orphan" te zijn, voortgekomen uit zijn persoonlijke ervaringen uit zijn jeugd.

Twee jaar later waren er al in vier Amerikaanse staten loges ontstaan, kreeg men meer contact met elkaar en ontstond de behoefte zelf een Grootloge op te richten.

On 26 Dec. 1821 Pennsylvania Lodge, No. 1, Philadelphia, was formed, like those in New York, Boston and Baltimore, on the self-institution principle, John Pearce being the leader and his associates were, likewise, English mechanics. While the Order had been planted in four States and the chief cities thereof according to ancient usage, an effort was soon made to frame constitutions and to obtain charters from the so-called regular bodies of Odd Fellows in England.

The consolidated Order became at once homogeneous and prosperous. As a prelude to these momentous events, coincident with the actual foundation of the American Order, the managers in Maryland had organized the Grand Lodge of Maryland and of the United States, 22 Feb. 1821, which relegated Washington N0. 1 and others, in Maryland, to the condition of subordinate lodges.

Following the centralization of the government of the four pioneer commonwealths, the “Grand Lodge of the United States” was evolved, on 15 Jan. 1825, by the representatives of the Grand Lodges of Massachusetts, New York, Pennsylvania and Maryland, the last-named taking her place with the State Grand bodies, subordinate to the sovereign head. This theory of a government composed of one head, the source and repository of all true Odd Fellowship, with subordinate State bodies and lodges subordinate, in contradistinction to the English system of a governing movable committee, was due to the genius of John Pawson Entwistle, who had joined the Order in 1820, becoming the brains of the young organization; Entwistle, the first Deputy Grand Master, was afterward Grand Secretary, but his career as a “builder” was cut short by his early decease.

The last link in the chain of regularity was forged 15 May 1826, when the American body was chartered by the Manchester Unity. Significant of this, the early charters were issued to the Order of Independent Odd Fellows and the branches originating in the United States were organized irrespective of the consent of the English body even prior to 1842-43, the date of official separation.

charter grand lodge america 1826 odd fellows facsimileFacsimile of 1826 Charter establishing the Grand Lodge of America, in 1879 to become the Sovereign Grand Lodge of the IOOF

 

Thomas Wildey held the position of Grand Sire (Now referred to as Sovereign Grand Master) until 1833 when he retired from official station, though remaining an active working member of the Order, and a regular attendant at the sessions of the Grand Lodge of the United States.

With the official split from the Manchester Unity in 1843, the organization name was changed to Independent Order of Odd Fellows.

On September 20, 1851, IOOF became the first national fraternity to accept both men and women when it formed the Daughters of Rebekah. Schuyler Colfax(Vice President of the United States (1869–1873) under President Ulysses S. Grant) was the force behind the movement. This is a branch to which both sexes are admitted, but was made with a view to admitting women to the Order. Later the name was changed to Rebekahs.

In 1861, Thomas Wildey passed away. At the time of his death, there were more than 200,000 members of the IOOF. In April 1865 a monument was erected to Wildey in Baltimore, consisting of a statue on a Doric column that is 52 feet in height. The monument is located on North Broadway Street between East Baltimore and Fayette Streets.

The American Civil War (1861–1865) shattered the IOOF in America; membership decreased and many lodges were unable to continue their work, especially in the southern States. During these years, the roll of the Southern jurisdictions was regularly called during the annual sessions of the Sovereign Grand Lodge. At the close of the war, the officers and members in the South were welcomed to the chairs and seats which had been held for them during the four years of strife and separation. The roll-call at Baltimore, 18 Sept. 1865, by the venerable Grand Secretary Ridgely, was notable even in fraternal circles. Every survivor answered to his name and appointments had been made to fill vacancies so that the representation was complete. Attempts had been made throughout the States composing the Southern Confederacy, with varying success, to keep up the organizations of the Order; but, at this reunion, measures were unanimously adopted whereby fraternal hands and hearts assisted in rebuilding the waste places. This was the first fraternization of the Blue and the Gray. The procession in the streets of Baltimore the next day, occupying more than one hour in passing any given point, attracted national attention. The marshals were Joseph Kidder of New Hampshire and John Q. A. Herring of Maryland.

 

The Golden Age of Fraternalism

After the Civil War, with the beginning of industrialization, the deteriorating social circumstances brought large numbers of people to the IOOF and the lodges rallied.

Over the next half-century, also known as the “Golden age of fraternalism” in America, the Odd Fellows became the largest among all fraternal organizations, (at the time, even larger than Freemasonry). By 1889, the IOOF had lodges in every American state. In 1896, the World Almanac showed the Odd Fellows as the largest among all fraternal organizations.

By the late nineteenth century, the Order had spread to most of the rest of the world, establishing lodges in the Americas, Australasia, and Europe. According to the Journal of the Annual Communication of the Sovereign Grand Lodge 1922, page 426, there were a reported 2,676,582 members. While this data from 1921 may not be the exact zenith of its membership, the organization experienced a loss in membership of 23.5% between 1920-1930. This shift was due to the Great Depression and the introduction of Franklin D. Roosevelt‘s New Deal which knelled the end of the Golden age of fraternalism and started a decline in membership. During the Depression, people could not afford Odd Fellows membership fees and many lodges closed, and when the New Deal’s social reforms started to take effect, the need for the social work of the Odd Fellows declined. The Modern Era

In 1971 the IOOF changed its constitution, removing its whites only clause. In 1979 the Order had 243,000 members.

In 2001 the IOOF voted to allow women to join the Odd Fellows itself.

Although there was a decline in membership in fraternal organizations in general during the 20th century, membership in the 21st century started to increase with new generations discovering the charitable fraternal experience with the Order, being drawn to its “History and its Mystery”.  Several jurisdictions are experiencing a net growth in membership and the Order has been recently reestablished the Grand Lodge of the Philippines.

April 26, 2019 Marks the 200th anniversary of the self institution of Washington Lodge No. 1 by Thomas Wildey.

thomas wildey odd fellowsThomas Wildey

 

Government and Degrees

Between 1826 and 1885 the government of the Order had been evolutionary in its nature. The inheritance from England in ritualistic matters was the merest outline of a possible utility. The degrees were crude in structure and unsuited to the genius of a modern fraternal society, being copies from orders of other origin — notably from Masonry. When the foundations of government had become settled, attention began to be paid to degrees of higher significance than the lodge system. Entwistle gave the first impulse to this part of the fabric of Odd Fellowship.

After his death the work was continued by a long line of distinguished Odd Fellows, including such American citizens as James L. Ridgely, Grand Secretary from 1838 to 1881; James B. Nicholson, Isaac McKendree Veitch, Schuyler Colfax, who may be said to have been the “builders” of the Order; Rev. Edwin H. Chapin, D.D., Rev. James D. McCabe, D.D., Tal. P. Shaffner, who, together with Entwistle and Ridgely, were largely the authors of the present American ritual. Two English degrees and one American, finally, made up the encampment series. As early as 1821-25 these were conferred in connection with the lodge department. The final separation of the encampments into a distinct branch, higher than the lodge and governed by Grand Encampments, did not occur until 1841.

In 1851-52 the Rebekah degree was adopted, its author being Schuyer Colfax.

The sequence of degrees was completed in 1885 by the adoption of the Patriarchs Militant and organization of the uniform or display branch. The Grand bodies followed the sequences of the degrees.

In 1879 the name of the supreme body was changed to the Sovereign Grand Lodge, a title more in consonance with its inherent powers, especially in its jurisdiction without the United States of America. The Sovereign Grand Lodge is made up of Grand Representatives from the Grand Lodges and Grand Encampments of the United States and Canada. Grand Lodges possess jurisdiction over State and Provincial Rebekah Assemblies and Rebekah lodges, as well as in the government of subordinate lodges. The Patriarchs Militant, with the local unit, called Canton, is organized like the United States Army, with Department Councils, all under the immediate government of the Sovereign Grand Lodge.

In Australasia, Denmark, Germany, the Netherlands, Sweden and Switzerland, Quasi-Independent Grand Lodges govern the Order. These hold an allegiance to the Sovereign Grand Lodge, use the American ritual modified, and a common bond exists in connection therewith; but they do not enjoy a representation in the sovereign head. They, however, govern the Order in the countries named and conform to the laws and usages of the civil governments thereof. The development of this dual system was the labor of many years and varied experiments.

Other Organizations of Odd Fellows

The largest body is the Manchester Unity Manchester Unity, numbering 950,000 members. It has lodges throughout Great Britain and its colonies — a few in the United States — and is, in effect, a chartered benefit society. Annual reports are made to the government, under the laws regulating Friendly societies and actuaries determine the solvency or insolvency of the Order and license lodges accordingly. In ritual matters, likewise, it has nothing in common with American Odd Fellowship. The English Grand United Order ranks next in relative importance and is the parent body of the Grand United Order of Odd Fellows in the Americas, Caribbean, and Africa for members of color founded  in 1843 by Peter Ogden. Other Friendly societies exist in Great Britain and are of more or less importance as health insurance associations.

 

english and american charters odd fellows history